Verklarende woordenlijst
HOOFDSTUK 1: MENSEN GAAN WERKEN
Hoofdstuk 1.1: Werken is leuk
* Inkomen: geld, loon, salaris
* Regelmaat: regelmatig, op vaste tijdstippen
* Werkmotieven: reden waarom je werkt
Hoofdstuk 1.2: Ik werk voor mezelf, ik werk voor een baas
* Dienstverband: contract tussen werkgever en werknemer
* Arbeid verrichten: werken
* Loon: het geld dat je ontvangt als je werkt als arbeider
* Wedde: het geld dat je ontvangt als je werkt als bediende
* Ereloon/honorarium: geld dat je ontvangt als je een vrij beroep uitoefent
* Vrij beroep: voorbeeld: dokters, advocaten, notaris, architecten, ...
Hoofdstuk 1.3: Extra-legale voordelen/voordelen in natura
* Extra-legale voordelen/voordelen in natura: beloningen die je extra verdient bovenop je loon, salaris. Voorbeeld: auto, gsm, laptop van het bedrijf, ...
HOOFDSTUK 2/3: IK KAN EN MAG NIET WERKEN/IK HEB BIJZONDERE UITGAVEN - WIE HELPT MIJ?
* Bruto-inkomen: zonder aftrek van kosten, voorbeeld: RSZ, bedrijfsvoorheffing
* RSZ: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid - is eigenlijk een grote pot waar al dat geld in terecht komt en daarna herverdeeld wordt onder mensen die nood hebben aan een sociale vergoeding
* Vervangingsinkomen: bij verlies of vermindering van inkomen uit arbeid heb je recht op een vervangingsinkomen
* Bijkomend of aanvullend inkomen: je krijgt bovenop je inkomen uit arbeid een bijkomend inkomen, voorbeeld: kindergeld
HOOFDSTUK 4: ANDERE INKOMSTEN
* Pachtgeld: geld dat men ontvangt door het verhuur van land, weide, boerderijen
* Onroerende goederen: goederen die je niet kan verplaatsen, voorbeeld: huis, appartement, ...
* Roerende goederen: goederen die je kan verplaatsen, voorbeeld: auto
HOOFDSTUK 5: MIJN INKOMEN VOLSTAAT NIET
Hoofdstuk 5.1: Warom lenen mensen?
* Leenmotieven: de reden waarom je leent
* Aflossen: afbetalen, een lening moet je in stukjes terugbetalen
Hoofdstuk 5.2: Om te lenen, kan ik naar een bank gaan
* Rente/intrest/interest: vergoeding voor het gebruik van geleend geld
* Kredietverlener: bedrijf dat geld leent, maar met veel hogere intresten dan een bank
* Geldlener: degene die geld leent van de gelduitlener (vb een bank)
* Gelduitlener: degene die geld leent aan een geldlener
Hoofdstuk 5.3: Welke lening kan ik nemen?
* Persoonlijke lening: Je leent geld om een aankoop naar keuze te doen
* Verkoop op afbetaling: De koper krijgt direct het goed en betaalt in termijnen terug aan de winkel
* Hypothecaire lening: Je leent voor de aanschaf van een onroerend goed (vb woning)
* Termijn/periodiek: Terugkerende/vastgelegde periode
* Looptijd: periode hoe lang je een lening moet afbetalen
* Onderpand: waarborg
Hoofdstuk 5.4: Lenen is niet zonder gevaar
* Schuldberg: Enorm veel schulden, die je niet meer kunt terugbetalen
* Deurwaarder: Ambtenaar die beslag kan leggen op jouw goederen, als je je schulden niet meer kunt terugbetalen
* Schuldeiser: de persoon aan wie je geld verschuldigd bent
* Loonbeslag: er wordt beslag gelegd op een deel van je nettoloon, je eindejaarspremies, je vakantiegeld... om zo je schuldeiser af te betalen